ENOLA – Donder – Keukenpraat

Donder
Keukenpraat

Guy Peters – 13 november 2018

Als recente(re) releases op het W.E.R.F.-label van Dijf Sanders, SCHNTZL, MDCIII en Beraadgeslagen een indicatie zijn, dan heeft het er alles van dat de Brugse sterkhouder de elasticiteit van het begrip ‘jazz’ op de proef blijft stellen. Met de nieuwe release van Donder, die amper een half jaar na z’n voorganger volgt, wordt daar geen verandering in gebracht, want ook dit trio lijkt er vooral op uit om de conventies te omzeilen.

Donder – pianist Harrison Steingueldoir, bassist Stan Callewaert en drummer Casper Van De Velde – is trouwens bezig aan een even eigenzinnig als origineel parcours. Als je debuutalbum Still nog kon onderbrengen in de vleugel van de ascetische pianotrio’s op de wip tussen jazz, minimalisme en postklassiek, dan liet de titelloze plaat van begin dit jaar een vrij indringende wijziging horen. Samen met rietblazer Lars Greve werden opnames gemaakt in de Koncertkirken van Nørrebro (in Kopenhagen) die een vrij en onwerelds geluid lieten horen dat een stuk minder toegeeflijk leek dan het vroege materiaal (en dat live bovendien erg overtuigend klonk). Album #3 lijkt niet zozeer een verderzetting van die aanpak, of een stap terug, maar eerder een stap opzij.

Een titel als Keukenpraat is al een statement op zich. Het suggereert iets triviaals, van alledag, en vooral ver verwijderd van de kunstige referenties die heel wat andere releases in die uithoek kenmerken. De naam ECM viel her en der al eens, maar daar zouden ze vermoedelijk niet weten wat aanvangen met deze dertig minuten (naar de normen van dat label amper een EP). De lange aanloop van “Dinosaurus 1”, met onderdrukt studiogestommel en vloer- of stoelengekraak, lijkt trouwens de draak te steken met de befaamde verheven stilte waarmee de moderne ECM-releases openen. De zorgvuldig gespreide akkoorden van Steingueldoir passen dan weer in het etherisch-melancholische verhaal, zeker aangevuld door de zingende strijkstokbas, maar dan heb je een kerel als Van De Velde, die op de achtergrond iets doet dat klinkt als een pingpongballetje in de lucht houden. Het geeft de melancholische teneur van de muziek een nonchalante relativering, alsof het trio wil duidelijk maken dat het ook niet te ernstig genomen wil worden.

Daarmee lijkt vooral paper, wind van SCHNTZL een verwant te zijn van Keukenpraat. Ook daar kreeg je het gevoel dat instinct en de ingevingen van het moment sterker doorwegen dan het bij elkaar brengen van afgewogen composities. Dat wordt hier ook nog eens extra in de verf gezet door een haasje-overbeweging, waarbij je een afwisseling krijgt van nog relatief conventionele triostukken en compacte probeersels die zich daar nadrukkelijk aan onttrekken. “Dont’ Stop It Feels Like Paradise” is een aangehouden salvo van klaterend metaal en basgeklieder, “Tuimelen” is een ratelend percussiestuk, “Nostalghia” [sic] een iele soundscape waarvan de oorsprong onduidelijk is: een strijkstok over metaal, elektronische manipulatie, een combinatie van de twee? “I Remember Oranges” is een fraaie, intieme pianomijmering.

Maar zelfs in de andere stukken krijg je nooit een traditioneel trio te horen dat op klassieke manier samenspeelt. Callewaert heeft een voorkeur voor de strijkstok of zet een stap achteruit, Van De Velde is eerder bezig met (bij-)kleuren dan met ritme of ondersteuning voorzien, laat staan dat hij zou gaan jagen op dat ride-cimbaal. De titeltrack wordt zo een repetitieve meditatie op een ondergrond van spaarzaam gestommel, in “Paul, Dancing” neemt woordeloze zang à la Robert Wyatt het halverwege over, en het een-tweetje “Izganie”/“Alpeis” aan het einde heeft meer van een sfeervol klankgedicht dan van compositie met transparante structuur. Ironie: de langste, meest uitgewerkte track is een cover van een popsong (Elliott Smith’s “Alphabet Town” van zijn titelloze plaat uit 1995), ook al ga je die pas halverwege herkennen. Misschien.

Het maakt van Keukenpraat een fascinerend geheel. Soms wat onevenwichtig en bijna achteloos in z’n onwil om normaal te doen, maar ondanks de zachte contouren en bedwelmende kaalheid ook doordrongen van een nukkige, eigen taal. Dat maakt van Donder meer dan een zoveelste band om een plaats te geven in de traditie van ondraaglijk fletse, ‘jazzy’ postklassiek waarmee je dezer dagen om de oren geslagen wordt.

 

CLICK HERE – REVIEW

Tags: